Genealogische geschiedenis van het dorp Zuidland
Naam | Kommer van Trigt | |
Geboorte | 8 mei 1875 | Zuidland [1] |
Geslacht | Mannelijk | |
Beroep | Apeldoorn | |
Wethouder en Statenlid | ||
Overlijden | 9 apr 1964 | Apeldoorn |
|
||
Persoon-ID | I12152 | Zuidland Genealogie |
Laatst gewijzigd op | 23 dec 2016 |
Vader | Kommer van Trigt, geb. 14 jul 1854, Zuidland ovl. 7 mei 1945, Zuidland (Leeftijd 90 jaar) | |
Moeder | Teuna Stok, geb. 29 jan 1855, Klaaswaal ovl. 4 apr 1932, Zuidland (Leeftijd 77 jaar) | |
Huwelijk | 25 apr 1879 | Zuidland [2] |
|
||
Gezins-ID | F955 | Gezinsblad | Familiekaart |
Gezin | Annechien van der Veen, geb. 8 nov 1873, Finsterwolde | |
Huwelijk | 25 jan 1905 | 's-Gravenhage |
Gezins-ID | F6637 | Gezinsblad | Familiekaart |
Laatst gewijzigd op | 23 dec 2016 |
(Levens)Verhalen | Kommer van Trigt
1875-1964, Sociaal-democratisch wethouder en Statenlid Kommer van Trigt werd op 8 mei 1875 in het Zuid-Hollandse Zuidland geboren. Hij was een zoon van de brievenbesteller Kommer van Trigt en de ongehuwde moeder zonder beroep Teuna Stok. In 1879 werd hij bij het huwelijk van zijn ouders gewettigd. Op 25 januari 1905 trad Van Trigt te ’s-Gravenhage in het huwelijk met de 32-jarige weduwe Annechien van der Veen, die op 8 november 1873 te Finsterwolde (Groningen) was geboren en van januari 1919 tot september 1923 deel uitmaakte van de Apeldoornse gemeenteraad. Het echtpaar Van Trigt had twee kinderen. Kommer van Trigt overleed op 9 april 1964 te Apeldoorn. http://www.historici.nl/media/bwg/images/3/-049.jpg Wethouder Kommer van Trigt. Detail van een foto van het Apeldoornse college van B en W in 1928 in R.M. Kemperink e.a. (red.), Kommer van Trigt kwam uit een groot, Nederlandshervormd gezin. Op vijftienjarige leeftijd vertrok hij naar Rotterdam om timmerman te worden. Al jong voelde hij zich aangetrokken door het opkomend socialisme. Toen hij enige jaren later als jong timmerman naar Scheveningen ging, richtte hij daar een afdeling van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op. Spoedig daarna werd hij voorzitter van het afdelingsbestuur in Den Haag. In verband met de gezondheidstoestand van een van zijn kinderen besloot Van Trigt zich in een bosrijke omgeving te vestigen. De keuze viel op Apeldoorn. Op 29 augustus 1910 vestigde Kommer van Trigt zich in Apeldoorn. In zijn nieuwe woonplaats zette hij zich in voor de belangen van de arbeider. Van Trigt werd bij de gemeenteraadsverkiezing van 19 juli 1917 als eerste ‘rood’ raadslid in de overwegend christelijke, rechtse gemeenteraad van Apeldoorn gekozen. ’s Avonds werd de net gekozen Van Trigt, na afloop van een kleine optocht door het centrum van Apeldoorn, in gebouw Concordia onder het zingen van socialistische strijdliederen toegejuicht en gelukgewenst. Van Trigt stelde bij die gelegenheid dat het egoïsme uit de samenleving moest verdwijnen en dat de druk op de arbeidende klasse moest verminderen. Hij vond dat het belangrijkste doel van de sociaal-democraten. In de raadsvergadering van 4 september 1917 – de vergadering waarin Van Trigt als raadslid werd geïnstalleerd – profileerde hij zich al heel nadrukkelijk. Toen de wethoudersverkiezing aan de orde kwam, riep hij de raadsleden op niet op wethouderskandidaat Kerkhoven te stemmen, omdat deze arbeidersvijandig was en de gewoonte had onderwijssollicitanten te vragen of ze lid waren van de SDAP. In de gemeenteraad hield Van Trigt zich vooral bezig met de aanpak van de voedselvoorziening en de gevolgen van de naoorlogse werkloosheid. Bij de gemeenteraadsverkiezing van 1919 kwam de SDAP in Apeldoorn als grote overwinnaar uit de bus. De partij ging van één naar acht zetels en lijstaanvoerder Van Trigt werd met tweeëntwintig tegen drie stemmen tot wethouder gekozen. In het college van Burgemeester en Wethouders kreeg hij de portefeuille van Sociale Zaken toebedeeld. In hetzelfde jaar 1919 ging hij tevens deel uitmaken van de Provinciale Staten van Gelderland. In zijn hoedanigheid als wethouder van Sociale Zaken kreeg Van Trigt te maken met de grote werkloosheid na de Eerste Wereldoorlog. Van Trigt had daar zijn mening over. Werkloosheid, aldus Van Trigt, was een ongewilde situatie die meestal buiten de schuld van de werkloze was ontstaan. De werkloze had daar geen invloed op. De samenleving wel. Deze had dan ook de plicht om in tijden van werkloosheid voorzieningen te treffen die ervoor zorgden dat de werkloze zo normaal mogelijk kon blijven leven. De gemeente had in dit proces een eigen verantwoordelijkheid, uiteraard daarbij gesteund door het Rijk. Deze stellingname en vooral de verplichting om het levenspeil zo normaal mogelijk te houden, bracht Van Trigt herhaalde malen in conflict met rijks- en gemeentebestuurders. Hij prefereerde een werkloosheidsverzekering boven werkverschaffing. De arbeiders moesten volgens Van Trigt desnoods gedwongen worden lid te worden van een bond. Voor diegenen die dat niet deden of niet konden, was er een tijdelijke werkverschaffing, maar dan tegen lagere lonen dan de uitkeringen via de werklozenkas. Geen aantrekkelijk alternatief. De georganiseerde arbeider werd bevoorrecht. Van Trigt vond dat de opvang van de werkloze een taak van de overheid was en wilde de mogelijkheden die de gemeente had, zo optimaal mogelijk benutten. Na zijn aantreden als wethouder Sociale Zaken trad Apeldoorn toe tot het Rijkswerkloosheidsbesluit 1917 en daarmee nam de gemeente deel aan een rijksregeling waarbij rijk en gemeente samen de werklozenkassen van de vakorganisaties gingen subsidiëren. De kosten kon de gemeente op het Rijk verhalen. Verder werd er een adviescommissie voor de werkverschaffing geïnstalleerd en werd de particuliere arbeidsbeurs een gemeentelijke instelling. Van Trigt bundelde bovendien allerlei werkzaamheden op het terrein van sociale zaken die tot dan toe ressorteerden onder de afdeling gemeentesecretarie en bracht ze vervolgens onder bij de dienst Sociale Zaken. De gemeente kreeg zodoende naast een veel vastere greep op de arbeidsbemiddeling en de werkloosheidsverzekering ook een betere kijk op de dagelijkse situatie van de arbeidende klasse in Apeldoorn. In de raad werd wel eens gezegd dat Van Trigt door dat samenbrengen van allerlei gemeentelijke diensten bezig was een soort ‘Wibautje’ te spelen. Uiteindelijk werd zijn voorstel door de gemeenteraad aanvaard. Een ander wapen tegen de werkloosheid was volgens Van Trigt het geven van loonsubsidies aan bedrijven waar ontslagen dreigden. Deze maatregel kostte de gemeente minder doordat de bestaande werkgelegenheid binnen de gemeente behouden bleef. Naast lof kreeg Van Trigt ook veel kritiek te horen. Zijn sociaal beleid kostte Apeldoorn veel geld. In 1919 waren de kosten voor de gemeente bijna 78.000 gulden en in 1923 bedroegen ze ruim 600.000 gulden. Van Trigt stelde hiertegenover dat middels de werkverschaffing werken van blijvend nut uitgevoerd werden met gemeentegelden die zodoende uitermate productief gemaakt werden. Daarnaast, zo vond Van Trigt, deed de plaatselijke overheid iets aan een probleem dat buiten de schuld van de werkloze tot stand gekomen was. Op 4 december 1919 nam de gemeenteraad het advies van de commissie voor de gemeentelijke werkverschaffing aan. In wezen werd dit advies de basis voor het latere sociaal beleid van Apeldoorn. Maar de kritiek op de alsmaar stijgende kosten bleef. Bij de gemeenteraadsverkiezing van 21 mei 1923, waarbij het aantal raadszetels was uitgebreid van 25 naar 29 zetels, kreeg de raad door het verlies van de socialisten weer een rechtse meerderheid. Enkele dagen later was er een grote partijbijeenkomst van de SDAP in gebouw Tivoli. Daar waarschuwde Van Trigt wat er zou gaan gebeuren als rechts zijn zin zou krijgen. Op 26 juli werd in een wel zeer luidruchtige raadsvergadering (met op de publieke tribune werklozen die door Van Trigt waren aangemoedigd de vergadering bij te wonen) het voorstel om de lonen van de werkers in de werkverschaffing te verlagen aanvaard. In de septemberraad had na de installatie van de nieuwe raadsleden de wethoudersverkiezing plaats. Toen Van Trigt niet als wethouder herkozen dreigde te worden, ging hij tekeer tegen de gevolgde stemprocedure, waarin hij, zoals hij dat nadrukkelijk stelde, geen vertrouwen kon stellen. Het door de burgemeester benoemde stembureau bestond immers uit drie leden van één en dezelfde rechtse fractie en Van Trigt suggereerde dat hij derhalve niet op het nakomen van gemaakte afspraken zou kunnen rekenen. Ook vond hij dat de nu gekozen wethouders onrechtmatig en op een “nietoirbare wijze” gekozen waren en dat de oppositie niet zou meewerken aan de samenstelling van de gemeentelijke beleidscommissies. In diezelfde raadsvergadering lag Van Trigt nog meer dwars. Hij liet de raad over allerlei hamerstukken schriftelijk stemmen en duidde bij interrupties sommige raadsleden aan als farizeeër of judas, omdat zij zich niet gehouden hadden aan de voor de verkiezingen gemaakte afspraken. In de raad van 15 november, twee maanden later, werd Van Trigt alsnog tot wethouder gekozen. Hij nam de portefeuille Openbare Werken over van Jhr. L.T. Texeira de Mattos, die om gezondheidsredenen ontslag had genomen. Opmerkelijk was dat Van Trigt in de novemberraad zich heel wat milder opstelde dan in de raad van september, toen hij zich voortdurend antirechts had opgesteld en de christelijke raadsleden nog voor onbetrouwbare individuen had uitgemaakt. Als wethouder van Openbare Werken en in zijn hoedanigheid van bestuurslid en later directeur van de woningbouwvereniging De Goede Woning deed Van Trigt baanbrekend werk voor de sociale woningbouw in Apeldoorn. De Goede Woning streefde naar verbetering van de volkshuisvesting, niet alleen door middel van de bouw van goede woningen maar ook door het leggen van goede contacten met de bewoners. Dat laatste leidde weer tot een grotere saamhorigheid onder de bewoners. In 1928 deed zich binnen de raadsfractie van de SDAP een afsplitsing voor. Binnen de fractie was een twist ontstaan tussen wethouder Van Trigt en fractieleider G. Stempher. De laatste beschuldigde Van Trigt ervan zich af te geven met rechtse partijclubs in Apeldoorn. Van Trigt verweet Stempher gebrek aan politiek inzicht te hebben. Het conflict spitste zich vooral toe op zaken als werkverschaffing en sociale woningbouw. In de raadsvergadering van 3 mei 1928 werd in een door de SDAP ingezonden verklaring meegedeeld dat Van Trigt niet langer als partijlid werd beschouwd. Van Trigt reageerde hierop door te stellen dat de kiezers hem al ruim twintig jaar hun stem en vertrouwen hadden gegeven. Hij voelde zich door zijn partijgenoten uit de partij geduwd. Zijn royement was naar zijn mening onrechtmatig. Van Trigt weigerde dan ook zijn zetel in de raad op te geven. Sedertdien trad hij tot het einde van zijn raadslidmaatschap in 1935 in de raad als Onafhankelijk Sociaal Democraat op, wat voortdurend tot botsingen met de SDAP-fractie leidde. Datzelfde gebeurde ook in de Provinciale Staten, waarvan Van Trigt tot 1931 lid was. Dankzij zijn bestuurlijke ervaring en sociale belangstelling was Van Trigt meer dan veertig jaar bestuurslid van de Vereniging tot Bevordering van Nijverheidsonderwijs in Apeldoorn, waarbij het vakonderwijs zijn speciale belangstelling had. Deze laatste functie is hij tot zijn dood blijven vervullen. Kommer van Trigt stond bekend als een bijzonder slagvaardig spreker en debater. Achter een zekere bravoure stak een sterke sociale bewogenheid. |
Bronnen |
|
Historische Vereniging Zuytlant
Zuidland Ons Dorp (Teun Kweekel)
Molen De Arend
Oude foto's, verhalen en andere documentatie zijn onmisbaar in het behouden van het Zuidlands genealogisch erfgoed. Neem contact op en help ons het Zuidland van vroeger te reconstrueren en te behouden voor de toekomst.