(Levens)Verhalen

» Allemaal zien     «Vorige 1 2 3 4 5 6 7 8 9 ... 43» Volgende»     » Dia voorstelling

Herinneringen aan een bekende Zuidlandse familie, van vreemde oorsprong (de familie Blanc)

Omstreeks het jaar 1870 kwam een kleine Franse jongen van 13 à 14 jaar in Zuidland. Hij was geboren in de provincie Auvergne, departement Cantal, in een heel klein plaatsje, Anglards. In die tijd was het hoogland van Auvergne een armoedige streek en vele jonge mensen zegden hun geboortegrond vaarwel. Ze trokken de vreemde in, in de hoop zich daar betere levensvoorwaarden te scheppen, dan het eigen land hun kon bieden. En zo kwam de jonge Jean Blanc in Nederland terecht en wel in Zuidland. Hij werd opgenomen in het gezin van 'n landgenoot, Jean Cheijrolles en Francois Lamouroux, die ook uit de Cantal kwam en zich verscheidene jaren vroeger in Zuidland had gevestigd. Dit waren waarschijnlijk oude kennissen van Jean zijn ouders. Deze man had een loodgieters- en koperslagersbedrijf en hier kwam de jongen in de leer. Later toen hij, zoals men dat zegt, tot manswaarde was gekomen, nam hij de zaak van zijn oude baas over en zette ze voort onder de naam "loodgietersbedrijf Blanc". Inmiddels was Jean getrouwd. Zijn vrouw, Marie Chaulet, was, hoe kon het ook anders, een Française, óók afkomstig uit het land van Auvergne. De familie Blanc kreeg twee zonen de oudste was Jean-Marie en de jongste was Jules. De familie Blanc woonde aan het Hoofd. Als men van de Ring kwam, vond men hun winkel aan de rechterzijde van de straat, ongeveer halfverwege tussen het raadhuis en de tol bij het heultje over de Bernisse. Het was een goed geklante zaak, waar alle mogelijke metaalwaren voor huishoudelijk gebruik, zoals lampen, lantaarns, oliestellen, emmers, teilen, ketels enz. verkrijgbaar waren.
Vanaf de straat was geen toegang tot de werkplaats van het eigenlijke bedrijf, die zich achter woonhuis en winkel bevond. Om bij de werkplaats te komen moest men een grote omweg maken en wel over de Duikeldam, een wegje tussen de bewaarschool en de woning van de familie Barendrecht. In de loop der jaren wist Jean Blanc zijn bedrijf belangrijk uit te breiden. Waar oorspronkelijk in het zaakje van zijn oude baas de werkzaamheden zich bepaalden tot het solderen en repareren van ketels en pannen en dergelijke kleine karweitjes, Blanc begon al spoedig aan grotere werken en hij had succes. In wijde omtrek werden door zijn bedrijf dakbedekkingen en dakgoten aangebracht, aanvoerbuizen voor regenbakken en koelbakken gelegd, pompen geplaatst. Zelfs werden hier en daar in de stallen drinkwaterinstallaties voor het vee gemaakt, wat in die tijd, toen er nog geen waterleiding was, geen gemakkelijk karwei was. Kortom, het échte loodgietersbedrijf. De werkzaamheden hadden een zodanige omvang gekregen, dat er behalve voor de patroon en zijn beide zoons, nog werk was voor twee knechts, Dat waren Louise Chaulet, een broer van madame Blanc, en Pierre Lavialle. De laatste, algemeen Piet de Ketellap genoemd, kwam ook uit Auvergne. Maar uit het departement Correéze. Men ziet: de kleine landverhuizer Jean Blanc heeft zich opgewerkt tot welgestelde middenstander. De familie Blanc, inclusief het personeel, was roomskatholiek. Op hoogtijdagen begaven zij zich meestal gezamenlijk naar Hellevoetsluis of Brielle, om daar ter kerke te gaan. Zij hebben er nooit toe kunnen besluiten, ondanks het feit dat zij geheel in de Nederlandse gemeenschap waren opgenomen, zich in ons land te laten nationaliseren en hebben dus altijd de Franse nationaliteit behouden. Het gevolg hiervan was dat Jules, de jongste zoon, in 1901 werd opgeroepen voor de Franse militaire dienst. In Frankrijk bestond de algemene dienstplicht en de diensttijd was drie jaar. Toen hij het eerste jaar achter de rug had, kreeg hij een paar weken verlof om zijn ouders in Zuidland te bezoeken. In zijn Franse uniform, rode pantalon, lichtblauwe tuniek met rode epauletten, rode kepi, had hij in het dorp veel bekijks. De bijgaande foto dateert uit 1902. Na afloop van zijn diensttijd is Jules niet meer naar Nederland teruggekomen. Hij is in hun patrie-land zoals zij dat noemden gebleven en daar getrouwd met Marie Dumas. Als soldaat van het Franse leger heeft hij de eerste wereldoorlog van begin tot het einde meegemaakt en o.a. drie jaar gelegen in de loopgraven van Verdun. Jules is in 1963 op 84 jarige leeftijd overleden. Toen vader en moeder Blanc de tijd daartoe gekomen achtten, gaven zij de zaak over aan hun oudste zoon Jean-Marie en vertrokken naar Frankrijk, waar beiden een hoge leeftijd mochten bereiken. Madame Blanc overleed in 1930 in de ouderdom van 84 jaar. Jean-Marie was verloofd en op een goede dag vertrok hij naar Frankrijk om in het huwelijk te treden. Wat zich toen in enkele weken afspeelde, was zeer tragisch. Zijn jonge vrouw werd ziek en Jean-Marie, die als bruidegom was vertrokken, keerde als weduwnaar in Zuidland terug.
Later is hij hierna hertrouwd met Berthe Chabanon. Uit dit huwelijk werd een dochter geboren, die de naam Marie kreeg, genoemd naar Grand Maman. Het meisje werd geheel in Hollandse sfeer opgevoed. Zij bezocht de school in Zuidland en daarna doorliep zij de school voor m.u.l.o. te Hellevoetsluis. In het begin van de jaren dertig trad Marie Blanc in het huwelijk met een jonge Parijzenaar. Het huwelijk werd ingezegend in de r.k. kerk te Hellevoetsluis en sinds die tijd woonde zij in de lichtstad. Jean-Marie Blanc was behalve winkelier en loodgieter ook wijnhandelaar. Zo nu en dan liet hij uit Frankrijk enige grote vaten wijn komen. In een kelder onder de bakkerij van Jacob Overgaauw, tegenover het raadhuis, werd de wijn gebotteld, in flessen afgetapt. Van keurige etiketten voorzien, waarop "Vin d'Auvergne-Importeur J.M. Blanc"te lezen stond, vonden de flessen met het edele Franse produkt hun weg naar de afnemers, voornamelijk caféhouders in de omtrek en particulieren, die hun gasten gaarne een glas goede wijn offreerden en dit zelf ook op prijs stelden. In de laatste oorlog werd de toen reeds zeventigjarige Jean Marie uit het vreedzame dorp door de bezetters weggevoerd. Als onderdaan van een natie, met wie ze in oorlog waren, was hij staatsgevaarlijk! De stad
Utrecht werd hem als verplichte verblijfplaats aangewezen. Gelukkig kon hij na enige tijd weer naar huis terugkeren. Daarna, wanneer is niet bekend, heeft hij zijn zaak overgedaan en is naar Frankrijk vertrokken, waar hij na enkele jaren is overleden. Over Pierre Lavialle zijn er nog enkel bijzonderheden te vertellen. Zijn werk was het reparaties te verrichten of vernieuwingen aan te brengen aan torens, kerkdaken en andere hoge objecten. Andere loodgieters pasten voor dergelijke karweien, maar Piet kende geen vrees. Moest bijvoorbeeld een torenhaantje gerepareerd of verguld worden, dan zag men Piet langs lange ladders, die eerst aan ijzeren haken opgehangen moesten worden, langs de torenspits naar boven klimmen tot aan de top. Staande op de bal van de toren en zich vasthoudend aan het ijzerwerk van het kruis, haalde hij de torenhaan van zijn plaats en bracht hem naar beneden om hem na behandeling weer boven te brengen. Moest de nok van het kerkdak met lood of zink vernieuwd worden, dan zag men hem op het smalle pad daarboven heen en weer lopen. Of als er aan de toren hier en daar leien vernieuwd moesten worden, dan konden de toeschouwers die veilig beneden op de grond stonden hem, gezeten in een houten bakje, dat aan een paar touwen was bevestigd, rondom de torenspits zien bengelen. Dit alles was natuurlijk geen dagelijkswerk, maar verschillende gemeenten in de omtrek maakten voor dergelijke werkzaamheden van de diensten van Piet gebruik. Algemeen was men er van overtuigd, dat er nog eens een ongeluk zou gebeuren. Maar het liep heel anders. Bij werkzaamheden op een boerderij bij Zwartewaal vond men de man van wie iedereen had verwacht dat hij nog wel eens een dodelijke val zou maken, dood in een diepe put die daar gegraven was voor een nortonel. Giftige gassen of een plotselinge natuurlijke dood? Niemand wist het. Voor de oude heer Jean Blanc en zijn vrouw is ons Nederlands altijd een grote moeilijkheid geweest. Zij konden ons goed verstaan, maar het Hollands dat zij spraken was altijd doorspekt met veel Franse woorden. En dan het schriftelijke gebruik van de taal, wat voor een zakenman toch ook van belang is. Dat is voor hen een niet te overwinnen struikelblok. Zo kan het
gebeuren dat een klant een nota ontving met de volgende specificatie: une oliekane soldé of de gote van dak réparé. Het jongere geslacht was natuurlijk al veel meer verhollandst. Jules en Jean-Marie spraken onze taal zeer goed, hoewel toch altijd nog met een eigenardig klankje erin, en schreven een zeer goede hollandse brief. Thuis in familiekring werd alleen Frans gesproken, d.w.z. een dialect uit hun geboortestreek, het z.g. Patois van Auvergne, een dialect, dat een mengelmoes van Frans, Spaans en Italiaans moest zijn en waarvan niemand ooit een woord heeft verstaan, ook al had je jaren Frans gestudeerd. Overgens spraken zij het officiële Frans mooi en correct. En nu behoort deze kleine Franse kolonie in Zuidland tot het verleden.
Wonderwel heeft zij zich gedurende driekwart van een eeuw in onze samenleving weten te handhaven, prachtig heeft zij zich aangepast, hecht was zij ingeburgerd, óók al ging het aller hart steeds uit naar Frankrijk.

+++++++++++++++++++++++
Sommige ouderen hebben hem wellicht nog gekend: de Fransman Jean Marie Blanc (1874-1955). Met zijn overlijden kwam er een einde aan bijna een eeuw van Franse loodgieters in het dorp. Het begon allemaal met Jean Cheyrolles en Francois Lamouroux die halverwege de 19e eeuw in ons dorp waren neergestreken en aan het Hoofd een koperslagerij en loodgietersbedrijf begonnen. In 1867 kochten zij het pand van de familie Erkelens uit Rotterdam. In 1862 was Jean Blanc al bij hen komen wonen en werken. Hij nam later het bedrijf van zijn leermeesters over en in 1873 kocht hij de helft van het pand van Francois Lamouroux (de andere helft kocht hij in 1922 van de kleinkinderen van Jean Cheyrolles die er nooit gewoond hadden).
Jean Blanc en zijn Franse echtgenote Marie Chaulet hadden twee zoons: Jean Marie en Jules (1879-1963). Beide zoons, hoewel niet geboren in Zuidland, groeiden hier wel op en spraken Nederlands, met een Frans accent.
Jean Blanc vertrok in 1903 uit Zuidland en keerde terug naar Anglards, waarna zijn zoon Jean Marie het bedrijf over nam. Het bedrijfje maakte geregeld gebruik van Franse familie of kennissen die tijdelijk in Zuidland kwamen wonen zoals Pierre Lavialle die bekend stond als Piet de Ketellap. Hij kwam onfortuinlijk om het leven bij een bedrijfsongeval te Zwartewaal. De Franse bewoners waren katholieken, de enige in Zuidland, waardoor zij in Hellevoetsluis naar de kerk gingen.
Broer Jules vertrok al snel uit Zuidland, maar Jean Marie bleef, trouwde en kreeg een dochter, Marie, die in Zuidland naar school ging. Marie is later vertrokken naar Parijs en verkocht na de dood van haar vader het huis aan het Hoofd. De huizen aan die zijde van het Hoofd zijn niet veel later gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Een familiefoto van Jean Blanc, zijn echtgenote en hun twee zonen zal te zien zijn in het fotoboek over fotograaf Bloem dat in september dit jaar verschijnt.



Eigenaar/BronC.B. Leerling, bewerkt door Johan H. Wolters
Datum2008
Verbonden metGezin: Blanc/Chaulet (F1182); Pierre Lavialle

» Allemaal zien     «Vorige 1 2 3 4 5 6 7 8 9 ... 43» Volgende»     » Dia voorstelling




Webmaster Message

Oude foto's, verhalen en andere documentatie zijn onmisbaar in het behouden van het Zuidlands genealogisch erfgoed. Neem contact op en help ons het Zuidland van vroeger te reconstrueren en te behouden voor de toekomst.