Woonden aan de Ring 2 in Zuidland. Het gehele gezin kwam om in de concentratiekampen.
Pienas is het evenbeeld geweest van zijn grootvader: joviaal, hartelijk en graag in het voorgestoelte. Een veelzijdig mens. Zijn beroepen varieerden en wisselden van koopman tot ambtenaar bij de douane in Roosendaal. Zijn diensttijd bracht hij door bij het zevende regiment infanterie.
In 1917 trouwde hij met zijn nicht Mina. Zijn beroep was toen Rijksambtenaar in Naaldwijk. Hij leidde ook anderen op tot commies bij de belastingen. In 1922 werd hij inkoper bij Albert Heijn en verhuisde met zijn gezin naar Elburg. Ook Mina's moeder, die bij hen inwoonde, ging mee.
In Elburg woonde Fien die met Jaap Vecht was getrouwd. Zij vond het maar wat leuk dat haar moeder, zus en zwager bij hen kwamen wonen. het huis in de Beekstraat was groot genoeg en de bovenverdieping werd voor de nieuwkomers ingericht.
Maar Pienas kon niet zonder Zuidland en vond het heerlijk als Zuidlanders, die in de buurt van Elburg waren, hen kwamen bezoeken.
Precies een jaar hield Pienas het in Elburg uit, toen kwam het gezin weer terug en ging in hetzelfde huis op Ring nummer 2 wonen.
Omstreeks1924 kocht hij een Fordje (nr 38443). In die tijd was de Groene Kruisweg (de weg van Brielle naar Rotterdam) er nog niet. Het verkeer ging altijd over polderwegen. Pienas, die meestal met het trammetje reisd, wist niet hoe hij in Zuidland moest komen. Job van Pelt uit Oudenhoorn heeft hem toen in Rotterdam opgewacht en is met hem meegereden om de weg te wijzen.
Op een kwade dag reed hij met zijn auto in de sloot en ging hulp halen.l Hij vond iemand die hem wel even wilde helpen. Onderweg bedacht Pieans dat die man het waarschijnlijk niet voor niets zou doen, dus vroeg hij hem heel voorzichtig: 'als je er iets voor rekent, kan het toch nooit veel zijn?'.
Om brood op de plank te krijgen, gaf hij aan belangstellende boekhoudlessen. Verder reisde hij iedere wek naar de veemarkt in Barnveld en bleef dan in Elburg bij zijn schoonzuster overnachten om vrijdags (met vis) naar huis terug te keren; Erev-Sjabbat bracht hij door met zijn gezin. Daar aan de Ring was het altijd heel gezellig. Vaak was er visite van familie of kennisen. Ook waren er regelmatig kostgangers zoals Sijthof die op het gemeentehuis werkte en meester de Nooyer, leraar op de oPenbare school. Door iedereen die zich in huis bevond werd aan tafel meegegeten. Er waren wel atijd dienstmeisjes, want Mina had een kosjere huishouding hetgeen erg veel werk met zich meebracht. Als dienstmeisje had je het er goed; Sjabbat betekende ook voor hen een rustige dag, terwijl de zondag als hun rustdag werd gerespecteeerd. Voor iedere sjabbat werd boterkoek gebakken, of als het zo uitkwam werd het deeg klaargemaakt in een vierkant blik en bij bakker Hagenbeek gebracht, die het voor een dubbeltje meebakte met zijn eigen baksels. Het recept: anderhalf pakje roomboter, 1 pond bloem en drie ons bastardsuiker goed door elkaar kneden.
Er was nog een favoriet recept: macaronipap. De melk met macaroni en rozijnen een half uurtje koken. De hele familie smulde ervan. Nu tientallen jaren later, smullen de kinderen en kleinkinderen van de vroegere dienstmeisjes er nog van. En de herinneringen worden steeds dierbaarder.