Na zijn huwelijk kocht Eli huis 51 op het Hoofd van Barend Landman die het op zijn beurt weer gekocht had van Pienas Levie.
Eli reisde als koopman de markten af. Zijn bezit was 1 paard, 8 melkkoeien, 6 schapen, 50 ha eigen land en 7 ha gepacht land. In 1911 verkocht hij zijn huis aan de smid Arie Kans en verhuisde naar wat nu Dam 2 is, waar hij de buurman werd van Andries van Dijk.
Als hij naar de markt moest, had hij een vast ceremonieel, dat door de buurt werd gadegeslagen. Hij zocht dan zijn kleren bij elkaar en legde die op een stoel, trok alles aan, zocht op wat hij nog miste en als hij zeker wist dat hij alles bij zich had, trok hij zijn kleren uit en ging slapen. De andere morgen hoefde hij niets op te zoeken.
Zijn dochters Judith en Mietje werkten tot hun huwelijk als naaisters op een atelier in Rotterdam en reisden dagelijks met het trammetje heen en weer.
Dochter Saar:
Saar zorgde voor haar ouders, ze was altijd thuis en werkte van 's-morgens zes uur tot 's-avonds tien uur. En wee je gebeente als je het waagde op haar pas geschuurde stoep te lopen. Ze zei recht in je gezicht hoe ze over je dacht en dat was nu precies wat bij veel mensen niet in goede aarde viel. Daarom stond ze bekend als een vrouw die altijd liep te schelden. Maar was dat zo? Een enkleing mocht haar wel omdat ze eerlijk was en je wist wat je aan haar had.
Na het overlijden van haar ouders is Saar naar Amsterdam verhuisd, mwaar ze is getrouwd met een zekere Sjaak van Dam. Met hem was ze enige tijd ondergedoken bij Zuidlandse vriendin Aaltje Troost, dochter van politieagent Troost en sinds 1940 weduwe van Johan van Capelle.
Aaltje woonde met haar kinderen in Ittersum bij Zwolle, waar haar man hoofdonderwijzer was geweest. Maar ook daar dreigde verraad en Sar en Sjaak moesten weg.
Dochter Mietje:
Ze was al 39 jaar toen ze met Andries Creveld trouwde. Ze hadden elkaar leren kennen via een huwelijksadvertentie en dat was niet bepaald naar de zin van de familie, maar daar trokken ze zich niets van aan. Hun huwelijk werd bekroond met de geboorte van Betje Sara (Beppie).
Als gevolg van de spanningen in Duitsland komen in 1939 veel joodse kinderen naar ons land. Zo ook de drie zusjes Gustel, Sophie en Ruth Nussbaum uit Emden. De 11 jarige Ruth wordt als pleegdkind opgenomen in het gezin van Mietje en Andries en is een lief zusje voor Beppie. In de zomer van 1942 werd Andries tewerkgesteld in het werkkamp Vledder. De zusjes van Ruth vinden onderdak bij Jan de Jong in Doorn, die in de eerste dagen van oktober 1942 naar Utrecht reist om Ruth te halen. Hij komt te laat. Over Ruth en haar kleine broertje Uri, die maar 7 maanden mocht worden, werd in 1990 door de stad Emden een gedenkblad uitgegeven, geschreven door Marianne en Reindhard Claudi voor de kinderen van Emden.